De komedie Slippers is hopeloos oubollig. Zowel de hoofdrolspelers Plien van Bennekom en Bianca Krijgsman als regisseur Gijs de Lange waren in de talkshow van Jeroen Pauw onlangs stellig over de wereldhit uit 1965 van de Brit Alan Ayckbourn. Oubollig? Jazeker! En dat geeft niks! Zeiden ze. De makers zien in oubolligheid de kracht van dit stuk. Daarom brengen ze het zo ouderwets mogelijk ten tonele. Ze dachten dat dit leuk zou uitpakken, maar dat doet het niet. Soms zijn verwikkelingen en misverstanden op een campy manier melig, maar meestal werkt de voorstelling op de zenuwen. Met als lichtpunt het stijlvolle decor van Edwin Kolpa en de onberispelijke kostuums van Arno Bremers.

Grappig doen’; dat was kennelijk de opdracht van regisseur Gijs de Lange aan de cabaretiers Bianca Krijgsman en Plien van Bennekom, Peter van de Witte en Bas Hoeflaak (voorheen het duo Droog Brood). Maar, zoals John Kraaijkamp senior ooit zei: leuk dóen is funest. Bij overtuigend komediespel gaat om leuk zíjn. In deze voorstelling worden de personages geen moment mensen van vlees en bloed. Bianca Krijgsman zet continu een raar hoog stemmetje op; alsof ze Mathilde Willink imiteert. Peter van de Witte is als haar minnaar nog het meest ‘mens’. Plien van Bennekom en Bas Hoeflaak spelen het oudere echtpaar – de vermeende ouders van het meisje, maar dat zijn ze niet – optimaal karikaturaal. Ze lijken meer op poppenkastpoppen dan op mensen.

Jammer

Wie heeft het in zijn hoofd gehaald om dit stuk uit de kast te halen zonder het te ontdoen van mottenballen en stof… Alleen al de vorm is niet meer van deze tijd. Ayckbourn schreef medio jaren zestig een klassieke drie-akter, met twee pauzes. Dat wordt – zeker in Nederland – nooit meer gedaan, maar in dit geval zou het goed zijn. Je merkt als toeschouwer dat het stuk een drietrapsraket is. Inhoudelijk is de komedie één grote puzzel, vooral voor de personages. het stuk, vol misverstanden, is een radarwerk, een schaakspel. Maar oh oh oh, wat zijn de verwikkelingen flauw en melig.

Dit stuk is al vijf keer eerder met veel succes in Nederland gespeeld. De bekendste versie was in 1973: een productie van Joop van den Ende met Mary Dresselhuys, Guus Hermus, Jeroen Krabbé en Willeke Alberti. Walter Kous was in 1967 de eerste die de titel voor Toneelgroep Centrum vertaalde als Slippers. Slippers – en de vraag van wie slippers onder het bed zijn – spelen in de ontknoping een sleutelrol. Sindsdien heet dit Britse stuk, dat in het origineel Relatively Speaking heet, in Nederland steevast Slippers. Om dat woord hangt immers een zweem van dubbelzinnigheid.

Pantoffels

De voorstelling heet nu, in de nieuwe vertaling van Jurrian van Dongen, opnieuw Slippers. Het is een raadsel waarom Van Dongen het schoeisel in kwestie in de tekst steevast vertaalt als ‘pantoffels’. Het zíjn ook geen slippers, maar pantoffels of sloffen. Noem het stuk dan Sloffen. Of desnoods Toffels. Maar ja, dat was uit het oogpunt van marketing niet slim geweest. Want dan hadden oudere fans het stuk niet herkend als die komedie waar ze vroeger zo om moesten lachen. Helaas is die tijd voorbij. Nu werd een hopeloos gedateerde voorstelling op de première ontvangen met een beleefd applausje.

Slippers, gezien 20-4-2017 in het DeLaMar Theater Amsterdam, aldaar t/m 7 juni en daarna een korte tournee t/m 19 juni. Tekst Alan Ayckbourn, vertaling Jurrian van Dongen, spel Plien van Bennekom, Bianca Krijgsman, Peter van de Witte en Bas Hoeflaak, regie Gijs de Lange, decor Edwin Kolpa, kostuums Arno Bremers, producent Inge Bos. Zie: www.bostheaterproucties.nl of www.delamar.nl  Foto’s Raymond van Olphen