De Grote Drie; dat zijn voor oudere liefhebbers van de kleinkunst nog altijd Wim Kan, Wim Sonneveld en Toon Hermans. Er waren ook drie andere Grote Drie, wist theaterproducent Hans Cornelissen. Dus bedacht hij het gouden idee om een voorstelling te maken over de diva’s Adèle Bloemendaal, Conny Stuart en Jasperina de Jong. Uitgangspunt van de cabareteske toneelvoorstelling is het fictieve gegeven dat de grote diva’s Adèle, Conny en Jasperina samen optreden voor de Nederlandse Club, ergens in het Midden-Oosten.

Een ijzersterk gegeven, alleen al omdat de dames in het echt nooit samen hebben opgetreden. De zeer verschillende vrouwen, op het toneel en in de realiteit vast niet bepaald vriendinnen, komen samen in het appartement van Adèle om te bespreken wat ze gaan doen. Grote drijfveer voor Adèle is het geld: twintigduizend gulden! De andere dames willen wel meedoen, zij het schoorvoetend. De rest van de voorstelling, vooral vóór de pauze, is een drietrapsduel wie de meeste nummers mag zingen. Eigenlijk willen ze allemaal liever alleen optreden. Jasperina: “Ik kan met gemak een hele avond vullen met hits. Wat zeg ik? Drie avonden.” Conny Stuart: “Ik treed alleen op in kleding van Max Heymans.”

Vóór de pauze zijn de liedjes kleerhangers voor de inhoud. Ellen Pieters zingt als Adèle het magistrale Vingerlied en het al even geniale Vleselijke woning, Frédérique Sluyterman van Loo zingt als Conny de klassiekers Herr Heinzelmann en ‘Zeur niet, Hanneke Drenth excelleert als Jasperina in De minutenwals en Dobbe, dobbe, dobbe…. Het was de bedoeling van tekstschrijver Lars Boom dat de voorstelling géén aaneenschakeling van liedjes moest worden. Dat lukt vóór de pauze niet. Valt het woord ‘vakantie’, dan zingt Jasperina Dobbe, dobbe, dobbe…’ en als Adèle stomdronken uit de kroeg komt, begint ze met Ik hou zo van een Amsterdamse kroeg. Tot de pauze is het geheel toch te veel een aaneenschakeling van liedjes.

Na de pauze revancheert Lars Boom zich meesterlijk. Hier is het drama wel degelijk de leidraad. Het drievrouwschap is nu in het verre land, waar ze gek worden van het zand en de hitte. Nu is het volstrekt logisch dat La Stuart uitbreekt in Wat voor een weer zou het zijn in Den Haag. Ze hebben het over de mannen in hun leven: voor Adèle Donald Jones, voor Jasperina Eric Herfst en voor Conny níet haar twee echtgenoten, maar Wim Sonneveld. Een perfect uitgangspunt voor drie tragische liefdesliederen: Jasperina zint Veenbrand, Adèle Jaloezie en Conny Zonder jou. Uiteindelijk grijpt de voorstelling je naar de keel, als de drie diva’s van weleer drie afscheidsballades zingen: Ellen Pieters als Adèle – de natuurlijke spil van de show – meesterlijk De bokken en de schapen zingt, Hanneke Drenth als Jasperina Om alles en Frédérique Sluyterman van Loo als Conny ’t Is over.

Helemaal aangrijpend wordt het, wanneer de fictieve Adèle – bij wijze van spreken een maand na haar dood – de door Jan Boerstoel geschreven evergreen over doodgaan zingt: “Ik vraag me wel eens af, hoe zal het met mij gaan”. Een speciaal compliment mijnerzijds gaat uit naar pianist Nico van der Linden,  die de drie dames met zijn combo meesterlijk begeleidt. Hij is het muzikale anker van deze voorstelling. Ellen Pieters is als Adèle de onbetwiste ster van de show. Haar creatie is een perfecte imitatie, maar ontstijgt deze ook. De stem, het uiterlijk, het voortdurend gepluk aan het haar, de kenmerkende schaterlach, haar merkwaardige vocabulaire; na een optreden zegt ze – haal die Bloemendaal-dictie voor de geest: “Dat deed hen niet bepaald de broek bollen”. Hanneke Drenth heeft een puike Jasperina in huis: kattig, tuttig en hautaine.

Het is alleen jammer dat Hans Cornelissen, die de show ook heeft gecast, voor de rol van Conny Stuart niet voor Anne van Rijn heeft gekozen. Ik ken de omstandigheden niet; misschien kon ze niet, misschien wilde ze niet, misschien is ze gestopt met optreden. Maar deze cabaretière, die voorheen met Hanneke Drenth het duo Dames Voor Na Vieren vormde, heeft in 2012 een perfecte Conny Stuart gespeeld in de voorstelling Conny Who?. Zie: https://www.youtube.com/watch?v=FUQ3AB3Tt6c (vooral na één minuut veertig). Frédérique Sluyterman van Loo doet het vakkundig, maar ze overtuigt niet als Conny Stuart. Fysiek klopt het plaatje niet. Ze is een stuk groter dan haar collega’s, terwijl Conny Stuart ronduit ‘petite’ was. Ook de intonatie is niet die van Stuart, terwijl dat bij de andere twee wel precies goed is.

De voorstelling is een waardevol, theatraal naslagwerk van het Nederlandse cabaret. Adèle Bloemendaal overleed medio januari 2017 op bijna 84-jarige leeftijd, La Stuart (1913-2010) stopte in 1985 zonder afscheid, Jasperina de Jong – onlangs werd ze 79 – is de enige nog levende legende van dit drietal. Dat betekende overigens niet dat ze aanwezig was bij de première. Ze houdt zich, sinds ze vijftien jaar geleden resoluut stopte met optreden, verre van alles dat met showbiz te maken heeft. Wel aanwezig was Liesbeth List, de Grote Eén over wie Dommelgraaf & Cornelissen komend seizoen de voorstelling Liesbeth gaat maken. La List verheugt zich op de première van ‘haar’ voorstelling in Carré in oktober. Maar ze blijft, op haar zeventigste, nuchter als altijd. Toen Hans Cornelissen haar voor de eerste keer belde met het idee om een musical over haar leven te maken, zei ze: “Ben je helemaal gèk geworden?” Nee, gek is Hans Cornelissen niet. Als producent doet hij het lang niet gek.

Adèle, Conny Jasperina – De Grote Drie, gezien 13-2-2017 in de Stadsschouwburg Utrecht, tournee t/m 18 mei (laatste twee voorstellingen in Carré). Tekst Lars Boom naar een idee van Hans Cornelissen, spel Ellen Pieters, Hanneke Drenth, Frédérique Sluyterman van Loo en David van den Tempel, muzikale leiding Nico van der Linden, regie Paul van Ewijk, decor Eric van der Palen, kostuums Arno Bremers, licht Marcel Visser, foto Roy Beusker. Zie: www.dommelgraafencornelissen.nl